Maandelijks blog van een lid van de stuurgroep of de redactie van Op Goed Gerucht. Deze keer van Juup van Werkhoven.
Jezus belooft bij zijn afscheid om zijn leerlingen, om ons niet als wezen achter te laten. Hij belooft een pleitbezorger, een trooster, een helper.
Ik zal de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. (…) Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven. Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.
(Johannes 14)
We zijn niet alleen gelaten. De Geest van de waarheid, de Heilige Geest is met ons. In ons. Altijd.
Voor velen is God vaag. En de Heilige geest is nog vager. Bestaat God ook buiten ons om?Als een geestelijke werkelijkheid?
De Rijks Universiteit Groningen vierde in 2014 haar 400 jarig bestaan met een serie ‘400 vragen aan de RUG’. De zevenjarige Anco Visser stuurde een brief met de vraag: “Bestaat God?” Het antwoord kwam van sterrenkundige Peter Barthel. Een mooi, oprecht antwoord. In de lijn van theologen als Harry Kuitert, Carel ter Linden en Klaas Hendrikse.
Het antwoord van Barthel was “Nee, God bestaat niet als een persoon die ver weg in de hemel woont. Hij bestaat in hoe jij en ik leven”.
We hebben moeite God als een persoon te zien. En al helemaal als het gaat om drie personen: drie-enig God die één in wezen zijt.
God is geen persoon. Maar wij dichten God wel persoon-achtige eigenschappen toe.
God ziet ons met ontferming aan.
God hoort naar ons.
God laat niet varen het werk van God’s handen.
Zo spreken over God is begrijpelijk, want je kunt je van God geen voorstelling maken anders dan in menselijke eigenschappen.
De vraag is of het bij beelden blijft. Bestaat God ook buiten ons om? Of is God alleen nog maar een metafoor, een beeld voor het goede en het mooie wat gebeurt tussen mensen. Meer dan een metafoor voor goedheid en liefde?
Wij zijn niet alleen gelaten, maar als wij er niet meer zijn, waar is God dan? Bestaat God dan nog? Heeft God ons nodig om te bestaan?
Rainer Maria Rilke roept die vraag op in een mooi maar ook wel verontrustend gedicht.
Wat zult gij doen, God, als ik sterf
ik ben uw kruik (als ‘k wordt een scherf?)
ik ben uw drank (als ik bederf)
ik ben uw kleed, uw timmerwerf
met mij verliest gij uwen zin.
Na mij hebt gij geen huis, waarin
woorden u zacht en warm begroeten.
Als ‘k weg ben, valt van uwe voeten,
de stof die ‘k als mijzelve min.
Uw groote mantel laat U bloot,
Uw blik die ‘k met mijn warme wang
zacht als op een kusse’ ontvang,
zal komen en mij zoeken lang
en legt zich bij zonsondergang
bij vreemde steenen in den schoot.
Wat zult gij doen, God? Ik ben bang.
Foto: Jaap van Werkhoven