In dit boek schetst Van der Rijst de teloorgang van westerse maatschappij, zoals die gestoeld was op vertrouwen. Anno-nu, als gevolg van onder andere de invloeden van de Verlichting, bevinden “wij” ons in een vertrouwenscrisis. Oorzaken, gevolgen en remedies worden “doorwrocht” gepresenteerd. Voorafgegaan, vanzelfsprekend, door een analyse van het begrip “vertrouwen”. De literatuurkeuze, zoals aangehaald in de voetnoten, is vanzelfsprekend ietwat selectief. Maar dat is inherent aan de opzet van het boek en het pleidooi dat gehouden wordt. Dit alles zal in deze recensie herhaald noch samengevat worden. Daarvoor is het boek zelf te kostelijk: origineel doordacht, prettig genuanceerd en authentiek bemoedigend. Bovendien ook helder van opzet. En dus lekker weg te lezen. En elke samenvatting zou het boek schromelijk tekort doen. Naar de boekhandel dus!

Op velerlei manieren toont Van der Rijst aan dat “vertrouwen” gelijk staat aan” geloven”. En dan komt natuurlijk de theoloog in hem naar boven. Vertrouwen = geloven. Etymologisch, theologisch, maatschappelijk. Vertrouwen betreft individuen, organisaties, de toekomst, …. en wat al niet meer. Maar: vertrouwen valt niet af te dwingen. Tenminste, als het gaat over het vertrouwen dat mensen in zorgzaamheid tot elkaar brengt.

Drie punten van verdere doordenking wil ik hier noemen.

Ten eerste dat wat omschreven staat als de “theodicee”. Want daarop kan de theoloog, en een theologisch boek ís het (!), helemaal op los. “Het probleem van het kwaad”, dus. God bestaat en is almachtig. God bestaat en (al)goed. En het kwaad bestaat. Hoe rijm je die drie? Van der Rijst zoekt het zijn weg in. Daarbij heeft hij het vertrouwen deze drie stellingen te betwijfelen. Desalniettemin en mijns inziens komt de twijfel aan de vermeende almacht er mijns inziens wat karig vanaf.

Ten tweede, het wordt in het laatste deel van het boek in een enkele voetnoot slechts aangestipt: zelf vertrouwen. Er wordt gepleit – in mijn woorden – voor onvoorwaardelijk vertrouwen ten aanzien van personen, instellingen en organisaties, van “iets” als God. Grote afwezige, naar mijn smaak, is dus het zelfvertrouwen.

Ten derde mis ik een persoonlijke noot die als naschrift niet zou hebben misstaan. Hoe gaat een kwetsbaar en afhankelijk mens, als Van der Rijst zelf ook is, daar nu mee om? Wat doet het gebrek aan vertrouwen dat ook hij zal ontmoeten hem? En zijn eigen gebrek aan vertrouwen? En hoe vult hij zijn visie op vertrouwen in, bijvoorbeeld ook als predikant?

Van harte wens ik René het vertrouwen toe deze laatste zaken nog eens verder te mogen doordenken.

Mario Boelen

René van der Rijst, Het geschenk van vertrouwen – De maakbare samenleving voorbij – Kok Boekencentrum